Een kwart van de burgerlijke zaken wordt binnen een aanvaardbare negen maanden afgehandeld door het hof van beroep, maar voor een ander kwart duurt het meer dan twee jaar en vier maanden. Voor tien procent van de zaken is zelfs meer dan drie jaar en vijf maanden nodig. Grote regionale verschillen zijn er niet, al hinkt het arrondissement Brussel wel duidelijk achterop. De helft van de zaken duurt er langer dan twee jaar en vier maanden: meer dan een halfjaar langer dan het nationale gemiddelde.
Grote vooruitgang
De hervormingen die deze regering doorvoert, moeten de achterstand bij de hoven van beroep helpen wegwerken. “Tot nu toe behandelde het hof van assisen misdaden zoals moorden, politieke misdrijven of persdrukmisdrijven. Het openbaar ministerie kan een groot deel van die gerechtszaken nu ook naar de correctionele rechtbank verwijzen: een grote vooruitgang, want assisen slorpt een massa personeel en middelen op, met vertraging van de andere zaken tot gevolg. Ook bij de gewone rechtbanken ontstaan zo vertragingen omdat hun personeel wordt weggeplukt.”
Van Vaerenbergh wijst ook op enkele maatregelen uit het eerste zogenoemde potpourri-wetsontwerp, dat intussen is goedgekeurd door de Kamercommissie Justitie. “Hoger beroep instellen werkt per definitie niet meer schorsend, waardoor het vonnis dat de rechter in eerste aanleg uitspreekt onmiddellijk uitvoerbaar is. Dat moet de instroom van zaken bij het hof van beroep afremmen. Verder is het in de toekomst ook niet langer mogelijk om hoger beroep in te stellen tegen bepaalde tussenvonnissen.”
e-Services
Ten slotte moeten we ook blijven inzetten op informatisering om de efficiëntie te verhogen. "Het e-Deposit-project voor het elektronisch neerleggen van stukken in een gerechtelijk dossier, dat momenteel bij de hoven van beroep loopt, toont aan dat investeringen in informaticatoepassingen echt een meerwaarde kunnen bieden", besluit Van Vaerenbergh.